De knorrende maag
Das heeft een groot probleem! Zijn maag blijft maar grommen en hij is zijn wintervoorraad kwijt! Zal hij zijn maag toch gevuld krijgen? Op een koude winteravond werd Das wakker van zijn knorrende maag. Hij had uren geslapen en zijn buik kon wel wat voedsel gebruiken. Das rekte zich nog eens goed uit en stond recht om zijn voedselvoorraad te zoeken. Wanneer Das uit zijn hol kwam, keek hij verbaast rond. Het bos was bedekt met een dikke laag sneeuw. Hij liep uren en uren rond opzoek naar zijn voorraad. ‘Ik loop nu al zolang rond in deze sneeuw dat ik op het punt sta te veranderen in een ijsbeer’ zei hij al klagend tegen zichzelf. Das bleef zoeken maar kon zijn voorraad nergens vinden. In de grote notenboom zag hij Eekhoorn enkele noten kraken. ‘Hé Eekhoorn, heb je nog een paar noten voor mij? Ik ben mijn voedselvoorraad kwijt. Door de sneeuw kan ik die niet meer vinden’ legde Das uit. ‘Oh, wat jammer Das, Ik breng wel een paar noten naar beneden!’ riep Eekhoorn behulpzaam. ‘Dankjewel Eekhoorn, ik heb echt heel veel honger’. Das genoot samen met Eekhoorn van de lekkere noten. Wanneer ze beiden hun buikje hadden gevuld namen ze afscheid. Das ging terug naar zijn hol om nog een beetje verder te slapen. De daaropvolgende avond werd Das opnieuw wakker van zijn rommelende maag. Hij ging buiten een kijkje nemen en zag tot zijn grote spijt dat de sneeuw nog niet gesmolten was. Er was ondertussen zelfs nog meer sneeuw gevallen! Das kroop uit zijn hol om toch een poging te wagen zijn voedselvoorraad te vinden. Hij keek bij elke struik of zijn voorraad er lag. Bij die laatste struik prikte er plots iets in zijn neus! ‘Auw!’ riep Das het uit. Er kwam een stemmetje van onder de struik; ‘Het spijt me, ik was hier even aan het uitrusten’. Egel kwam van onder de struik vandaan. ‘Wat doe jij hier Das?’ vroeg Egel. ‘Ik ben mijn voedselvoorraad kwijt’ legde Das uit terwijl hij over zijn neus wreef. Egel knikte begripvol en riep; ‘Ik kan je maag horen grommen! Ik heb hier nog een paar regenwormen verstopt. Je mag er wel enkele hebben’. Das en Egel genoten van de lekkere regenwormen. Das vroeg zich af of hij de regenwormen lekker vond doordat hij z’n honger had of doordat Egel ze met zoveel liefde met hem deelde. Zijn gedachten werden verstoord wanneer Haas kwam aangerend. ‘Hallo Das en Egel, wat zijn jullie aan het doen?’ vroeg Haas. ‘Ik kan mijn wintervoorraad niet vinden’ legde Das uit. ‘Egel heeft me net wat regenwormen geleend’. ‘De sneeuw gaat nog niet snel smelten. Misschien moeten we een nieuwe voorraad maken voor je Das. Net genoeg tot de sneeuw smelt en je je eigen voorraad kan vinden’ stelde Haas voor. ‘Dat is een goed idee!’ riep Das enthousiast. Haas gaf Das een paar appels en Egel gaf nog wat extra wormen. De andere dieren in het bos hadden ondertussen van hun plan gehoord. Ze waren allen bereid een handje te helpen. Eekhoorn kwam aangerend met noten, Merel had een paar bessen bij, Everzwijn bracht maïs die hij van een boer gestolen had en Ree bracht een heleboel paddenstoelen. Das was zijn vrienden enorm dankbaar! Hij nam al het voedsel mee naar zijn hol en ging met een warm gevoel slapen. De avond daarop werd Das weer wakker. Buiten lag er nog steeds een wit tapijt aan sneeuw. Das moest deze keer niet meer naar buiten. Hij kon binnen in zijn hol genieten van al het lekkers dat hij van zijn vrienden gekregen had. Wat had hij geluk met zulke zorgzame vrienden!
