Hetzelfde maar anders
Pauw vindt ratten maar vies. Hij houdt meer van glitter en glamour. Zou hij bevriend kunnen worden met een rat? Het was een warme zomerdag op de boerderij. Al de kippen pikten rustig hun graantjes uit het zand terwijl de ratten probeerden er enkele te stelen. Pauw kwam steeds tussenbeide en deed zijn uiterste best de ratten weg te jagen. ‘Deze granen zijn niet voor jullie! Blijf eraf!’ riep hij hen luid toe. De ratten wezen uitlachend naar hem en riepen; ‘Wat ga je doen dan? Wij zijn niet bang van jou!’. Pauw werd boos. Zijn ogen puilde bijna uit van woede. Hij gooide zijn blauwe pluimen in de lucht en vormde ze tot een boog. Zo was hij vele groter en breder. Hij liep naar de ratten toe in de hoop ze te kunnen imponeren. ‘Blijf eraf!’ riep hij en hij boog zich zelfverzekerd over hen heen. ‘Ga weg!’ riep hij op een angstwekkende manier. De ratten hadden de boodschap nu echt begrepen. Ze liepen allemaal snel terug weg. ‘We hebben toch waarvoor we kwamen!’ riep er ééntje nog gauw na. Pauw was woest! Hoe durfden deze ratten hun ren binnen te komen en hun voedsel te stelen. ‘Ratten zijn vies! Ze stinken, zijn brutaal en het zijn dieven!’ riep één van de kippen boos. Pauw knikte bevestigend; ‘Ze denken dat ze alles mogen. Met hun vuile grijze vacht en hun staart zo roos als een regenworm. Het zijn bandieten’. Pauw wilde zijn pluimen weer terug tot een staart binden wanneer hij plots een glitterbol bij hun granen zag. Zijn nieuwsgierigheid nam het over. Glitter trok hem altijd al aan dus hij besloot een kijkje te gaan nemen. Pauw liep voorzichtig naar de glitterbol en gaf het een kleine duw met zijn poot. Tot zijn grote verbazing ontplooide de bol tot een rechtstaand klein diertje. Het was een rat met een glitterpakje aan. Ze was niet vies zoals de andere ratten. Deze rat was proper gewassen en mooi verzorgt. ‘Wat doe jij hier?’ riep Pauw verbaast en hij trok een wenkbrauw op. ‘Waarom zie jij er zo uit?’ Pauw kon zijn verbijstering niet verstoppen. Hij had nog nooit z’n mooie rat gezien. De kleine rat was enorm geschrokken en durfde niet meteen te antwoorden. Ze bibberde zelfs een beetje van angst. Pauw zag dat hij haar bang gemaakt had. Hij besloot wat vriendelijker te zijn en vroeg met een vele zachtere stem; ‘Hoor jij bij de andere ratten? Want die heb ik net weggejaagd’. Rat zag dat Pauw het goed bedoelde en ontspande zichzelf een beetje. ‘Dat is mijn familie maar we zijn eigenlijk nooit samen’ legde ze uit. ‘Ze vinden het maar niets hoe ik eruitzie” zei Rat een beetje verdrietig. ‘Wat ik leuk vind vinden zij maar stom’. Rat wist even geen blijf met zichzelf, ze nam haar staart en begon ermee te frullen. Pauw was ontroerd door haar verschijning. Hij zou boos moeten worden omdat ze zijn granen aan het stelen was maar hij was jaloers op de elegantie waarmee ze dat deed. ‘Wie bepaald dan wat jij leuk moet vinden?’ vroeg Pauw haar ontzet. Hij was geschokt door de gedachte dat anderen je konden opleggen hoe je je moest voelen. ‘Ik ben geen rat om trots op te zijn’ vertelde Rat en haar stem begon wat te trillen. ‘Ratten horen vies en gemeen te zijn. Ze horen te stelen’ ging de kleine rat verder. Pauw vond het allemaal maar onzin. Durven te zijn wie je bent is iets om alleen maar trots op te zijn! ‘Zij vinden mij niet leuk doordat ik een beetje anders ben’ zei Rat. Pauw voelde de nood zich te ontfermen over de schattige rat. Hij begreep haar wel. Zelf vond hij het ook heel fijn om er goed uit te zien. ‘Als de ratten om je heen je niet begrijpen moet je jezelf maar omringen door anderen die je wel accepteren voor wie je bent’ zei Pauw wijs. ‘Wil je graag vrienden zijn?’. Rat keek Pauw met een grote glimlach aan; ‘Heel graag!’ riep ze opgetogen. Vanaf die dag waren Pauw en Rat onafscheidelijk. Rat mocht, als enige rat op de boerderij, mee van hun granen eten. Zo leerde Rat dat anders zijn niet slecht is, maar net heel mooi kan zijn.
