Vooruitkijken
In september beginnen we allemaal weer te leren en dat kan soms vermoeiend zijn. Ook bij Haas gaat dat met vallen en opstaan. Het was de eerste dag van september. De zon deed nog steeds goed zijn best zijn warmte te delen met iedereen. Haas was dolenthousiast dat de zomervakantie voorbij was! Vader had hem beloofd dat hij hem vandaag zou leren fietsen. Haas haastte zich naar vader toe. ‘Zullen we eraan beginnen?’ vroeg Haas vrolijk. Vader moest lachen om het enthousiasme van Haas en knikte bevestigend. ‘Ga je fiets maar halen’ zei hij. Haas maakte enkele sprongetjes van geluk, hij had zolang uitgekeken naar dit moment! Vader hield de fiets vast zodat Haas op het zadel kon gaan zitten. ‘Goed, nu moet je gaan trappen’ zei vader. ‘Ik hou je nog steeds vast en loop met je mee. Als het goed gaat dan laat ik je los en kan je zelf nog een eindje verder fietsen’. Haas keek zenuwachtig naar zijn vader; ‘Ik ben een beetje bang’. ‘Iets spannend vinden is niet hetzelfde als bang zijn’ antwoordde vader. Haas wist dat vader gelijk had. Hij wilde ook niet de angsthaas uithangen dus hij zette dapper zijn voeten op de trappers en begon te trappen. Het ging een tijdje goed dus vader liet de fiets los. Haas reed alleen verder! Hij keek achterom om te kijken of vader er nog steeds stond en reed toen recht de struiken in! Haas viel op de grond. Vader kwam aangerend om te kijken of Haas zich had bezeerd. ‘Alles is oké’ zei Haas en hij stond op. ‘Zullen we het nog een keertje proberen?’ vroeg vader. ‘Iets nieuws leren is niet gemakkelijk, het duurt even. Je komt er wel!’. Haas knikte en sprong terug op zijn fiets; ‘Ik blijf proberen’ zei hij vastberaden. Twintig minuten en vier vallen later was Haas het beu. ‘Ik denk dat ik het nooit ga kunnen. Ik val zoveel dat mijn fiets al vol krassen staat. Ik zal wel iets verkeerd doen’ zei Haas en hij zette zijn fiets aan de kant. Hij had er genoeg van en wilde stoppen. ‘Als je niets doet kan je ook niets fout doen, maar als je iets fout doet kan je er alleen maar van leren’ antwoordde vader. Haas keek hem vragend aan. ‘Je kijkt te veel naar achteren om te zien hoever je al bent geraakt, dan val je. Als je achteruit wil kijken moet je even pauzeren. Daarna kan je terug doorgaan en kijk je alleen nog maar vooruit zodat je ziet naar waar je gaat.’ legde vader uit. Haas keek naar zijn fiets en dacht er even over na. ‘Goed dan, we zullen nog één keer proberen’ zei hij moedig. Vader hielp Haas op zijn fiets en samen probeerden ze nog een keer. Na een tijdje zette Haas zijn voeten terug op de grond. Hij stapte af en keek achterom. Daar stond vader vol trots te kijken; ‘Het is je gelukt Haas!’ riep hij. Haas was enorm opgelucht! ‘Eindelijk!’ riep hij blij. Haas sprong terug op zijn fiets en keek niet meer achterom. ‘Ik ben trots op mezelf dat ik niet heb opgegeven!’ zei hij tegen zichzelf en hij fietste de hele dag nog verder door.
